Coschap Tropengeneeskunde in het Morgenster Mission Hospital

Voor alles een tijd

Ruim drie weken geleden moest ik eraan geloven: terug met het vliegtuig naar Nederland! Terwijl het vliegtuig vaart maakte om op te stijgen, was ik maar wát blij dat de lichten gedoofd werden. Ik voelde de Afrikaanse grond onder me verdwijnen en op dat moment kwamen de tranen. Die tranen zaten de eerste dagen in Nederland ook nog zo hoog. Mijn gedachten dwaalden elk uur wel af. Ik moest echt wennen aan het Nederlandse leven! Ondertussen ben ik weer iets meer ‘thuis’. Voor alles is een tijd; en die mooie tijd in Zimbabwe is nu voorbij. Het is heerlijk om weer samen te zijn met Sjoerd en hem recht in de ogen te kunnen kijken! Hij snapt goed waar ik over praat, omdat hij zelf ook is langsgeweest. Dat is echt heel fijn! We genieten van de tijd die we weer samen kunnen doorbrengen en ervaren dat de tijd van fysieke scheiding onze liefde ontzettend heeft verdiept.

De laatste dagen in het ziekenhuis waren als voorheen: leerzaam, indrukwekkend, goed. De student-verpleegkundigen hadden afdelingsexamens. Dat betekende dat onze ronde op de vrouwenafdeling wel wat langer duurde dan gewoonlijk. Alles was spik en span: in de dagen voor de examens hadden ze alles helemaal schoongemaakt en opgeknapt. Soms ten koste van tijd voor patiënten... In de operatiekamer deed ik mijn laatste operaties (onder andere het plaatsen van een suprapubische blaaskatheter), in de koffiekamer hadden we de laatste theeleutgesprekjes en op de polikliniek vertelde ik ‘mijn’ patiënten dat ik er bij de volgende controle niet meer zou zijn en dat ze dan gezien zouden worden door één van de andere dokters. Op mijn laatste dag was ik in de loop van de middag nog maar de enige overgebleven dokter op de polikliniek. En dat terwijl ik vroeg naar huis wilde, want ik moest het Dutch dinner voor de dokters voorbereiden! Rond een uur of vijf kon ik het ziekenhuis verlaten, terwijl ik snel nog even her en der gedag zei en knuffels uitdeelde.

Die avond kwamen de dokters, met hun partners, naar het guesthouse voor mijn afscheidsfeestje. Ik had ze al veel eerder beloofd om eens écht Nederlands voor ze te koken. Dat moest er zo aan het einde van mijn verblijf maar eens van komen dan! En dat Nederlandse eten vonden ze wel interessant: hutspot met gehaktballen en appeltaart. Niet mijn eigen favoriete kostje, maar goed: het moest typisch Nederlands zijn! En dat met ingrediënten die in Zimbabwe zo ongeveer op elke hoek van de straat te verkrijgen zijn: appels, wortels, uien en aardappels. Onder het eten gaf dokter Katsamba (de filosoof-dokter) een speech, bedankte ik alle dokters met een kaart en een cadeautje en hadden we interessante en gezellige gesprekken. De dokters waren maar wát nieuwsgierig wat ik op de kaarten van de andere dokters geschreven had. Dokter Marangwanda las met een uitgestreken gezicht zogenaamd zijn eigen kaart voor: “You’re the one I’ll miss.” Dat zorgde uiteraard voor hilariteit bij iedereen!

De volgende dag ben ik ’s ochtends nog naar het Great Zimbabwe Hotel gegaan om wat souvenirs te kopen. In de stromende regen en met mijn lange rok was dat niet zo’n succes... ’s Middags was het tijd voor het eindejaarsfeest van het operatieteam! Samen met dokter Muchengwa, zijn vrouw, zijn zusje en dokter Marangwanda ben ik er naartoe gereden. Het werd namelijk gehouden in een lodge aan Lake Kyle, het grote stuwmeer. We begonnen met enkele toespraken, die spontaan door de sprekers werden verzonnen. Ik ontkwam er natuurlijk ook niet aan! De rest van de dag bestond uit het eten klaarmaken op de braai, gezellig praten in het Engels en luisteren naar het Shona, dansen op z’n Afrikaans (dokter Marangwanda had me al weken van tevoren laten beloven daar ook aan mee te doen!) en het met mijn handen opeten van de sadza en kilo’s vlees. Mark en Annemarie waren er niet, dus ik was de enige blanke. Ik voelde me echter als een vis in het water!

Zondag liep ik voor de laatste keer de heuvel af naar de Reformed Church in Zimbabwe, zong voor het laatst de Shona-liedjes mee en liep wat weemoedig de heuvel naar het guesthouse weer op. De middag heb ik doorgebracht bij Mark en Annemarie. Maandag heb ik mijn spullen ingepakt, ben ik nog één keer langs het ziekenhuis geweest om overal gedag te zeggen en heb ik écht afscheid genomen van Mark, Annemarie en de kinderen. Dinsdagochtend vroeg verliet ik de missie. De busreis naar Harare ging zeer voorspoedig; ik was er al rond het middaguur. Dokter Marangwanda was in Harare in verband met twee bruiloften van zijn vrienden. Hij haalde me van het busstation op, ik ontmoette zijn vrienden en toen zijn we vertrokken naar het huis waar zijn ‘ondertrouwde vrouw’ woont. Dat was een leuke ontmoeting, vooral omdat ik al zoveel over haar gehoord had, maar haar nog nooit in het echt had gezien. Vervolgens bracht hij me naar het vliegveld van Harare, onderwijl nog twee stops makend op plekken in Harare waar hij gedurende zijn studentenjaren gewoond had. Echt, deze dokter hield er zó van om mij alles van zijn leven te laten zien! Dat heb ik heel erg gewaardeerd. Zo kwam ik op plekken waar ik anders nooit gekomen zou zijn. Zo’n 75 minuten voor het vertrek van mijn vliegtuig kwamen we aan op het vliegveld. Ondertussen was ik wel een klein beetje gestrest! Ik zei mijn grote vriend vaarwel en toen ging alles heel snel. Een uur later verliet ik de rode aarde van Afrika...

Nu ik weer in Nederland ben, dwalen mijn gedachten nog regelmatig af. Er liggen zoveel mooie herinneringen in Zimbabwe! Ik mis mijn werk en de mensen. En nog veel meer... Mijn dagelijkse wandelingen naar het ziekenhuis en weer terug, het feit dat iedereen op straat gegroet wordt, de prachtige sterrenhemel, het vrijwel altijd warme weer, de mogelijkheid om binnen tien minuten op een waanzinnig uitkijkpunt te staan, het uitbundige zingen in de kerk, de gastvrijheid van de mensen, autobestuurders die mensen langs de kant van de weg altijd mee laten rijden, de overvol gepropte busjes, de opvallend witte rij tanden bij een glimlach, het gemak waarmee mensen je onderdeel laten zijn van hun leven, kleding aan de waslijn die binnen een halve dag is opgedroogd, de waardering voor de aanwezigheid van water en elektriciteit, het feit dat er zo weinig geklaagd wordt terwijl omstandigheden vaak zo verdrietig zijn, het gemak waarmee Zimbabwanen spontaan een speech geven, het gemak waarmee ik zelf in het Engels ben gaan praten, het kunnen kopen van 10 mango’s of 30 tomaten voor een dollar... Ja, Zimbabwe heeft een dierbaar plekje in mijn hart gekregen.

Mijn tijd in Zimbabwe is heel leerzaam en inspirerend geweest. Ik ontdekte dat gezondheid met geld te koop is, dat Zimbabwaanse dokters goed opgeleid zijn, dat van goed verdienende Zimbabwanen verwacht wordt dat ze zo ongeveer hun hele familie financieel ondersteunen en dat een land een werkende bevolking nodig heeft om van hún belastingcenten het land te onderhouden. Ik leerde zelfstandig te opereren, zelfstandig patiënten te zien op de polikliniek, zelfstandig mijn ronde te doen op de afdeling, dossiers en gesprekken in het Engels te voeren, te denken in mogelijkheden in plaats van in onmogelijkheden, flexibel en creatief om te gaan met gelimiteerde middelen en de juiste afstand tot een patiënt te bewaren. De tijd in Zimbabwe heeft me de (medische) nood van de arme bevolking op het hart gebonden en me laten zien welke bijdrage ik daaraan kan leveren. Bovenal bracht deze tijd me een hechte verbondenheid met de grote Heelmeester, Wiens kracht ik dagelijks nodig had om te doen wat ik moest doen.

Voor alles is een tijd. Nu weer voor Nederland. Ook al ligt een deel van mijn hart nog in Zimbabwe! Wie weet kom ik er nog eens om het weer op te halen...

Vrouwenpraat

NB Ook dit verhaal heb ik al eerder geschreven, maar kan ik nu pas toevoegen.

In Female Ward was ik de afgelopen vijf weken dagelijks te vinden. Meestal startte en eindigde ik er mijn dag in het ziekenhuis. Op maandag, woensdag en vrijdag deden dokter Marangwanda en ik onze doktersronde. Een voor een zagen we alle patienten, stelden diagnoses, maakten behandelplannen en wijzigden die weer als dat nodig was. We hebben daar in Female Ward veel mooie, maar ook moeilijke momenten meegemaakt. Iemand, die je in je hart misschien al had opgegeven, weer op zien knappen: dat is een mooi moment! Iemand, die met een ander beleid misschien zou overleven, zien overlijden: dat is een moeilijk moment. Zo deelden we vreugde en verdriet, daar in Female Ward. En wat er ook gebeurde de ene dag of bij die ene patient, het veranderde niets aan de manier waarop we de volgende dag of bij de volgende patient te werk gingen: met passie, inzet en een biddend hart, voor de gezondheid van 'onze vrouwen'. Graag neem ik jullie mee langs een paar bedden.

Net iets na achten kwam ik aan in Female Ward. Meestal was ik er iets eerder dan dokter Marangwanda, maar deze ochtend was hij er al. Ik vond hem bij een van de laatste bedden, een ongebruikelijke plek voor het begin van onze ronde. De reden werd me snel duidelijk: deze 34-jarige, vier maanden zwangere vrouw was in shock! Snel plaatsten we twee infusen, gaven zuurstof en keken de patient van top tot teen na. Ze bleek de avond tevoren al opgenomen te zijn met een onmeetbare bloeddruk. Helaas, helaas vond de verpleegkundige dat geen reden om de dokter te informeren. Dokter Marangwanda vond haar vanochtend zo in bed, omdat hij toevallig langsliep. Voor hetzelfde geld waren we bij bed 1 begonnen met onze ronde! Al snel werd duidelijk dat onze patiente er slecht aan toe was: ze was bleek en klam, de pols konden we niet meer voelen en de bloeddruk bleef onmeetbaar. Ik gaf een van de verpleegkundigen de opdracht om uit de verloskamer de saturatiemeter te halen. Ondertussen luisterden we naar het hart. Het bleef angstvallig stil. Dokter Marangwanda keek me aan en zei: 'Ik ga hartmassage starten.' Eerst aarzelend, toen doelbewust begon hij met reanimeren. Ik nam het van hem over. De verpleegkundige kwam met de saturatiemeter: het bloed was nog maar voor 36% met zuurstof verzadigd (normaalwaarde zo'n 95-99%). De hartslag leek prima, maar toen ik even stopte met reanimeren, zodat dokter Marangwanda het kon overnemen, werd de lijn op het kleine beeldscherm gevaarlijk vlak. Na een kwartier reanimeren zijn we gestopt en stelden we officieel de dood vast van deze jonge, zwangere vrouw. Oh, waren we de avond tevoren maar gebeld! Dan hadden we haar vocht en bloed kunnen geven en had ze het waarschijnlijk overleefd. Nu leden we een dubbel verlies...

We stonden voor een moeilijke keuze bij bed 2. De vrouw was al voor de derde keer zwanger, maar was nog altijd zonder kind. De zwangerschappen moesten steeds voortijdig worden afgebroken in verband met ernstige zwangerschapshypertensie (hoge bloeddruk in de zwangerschap). Ook deze zwangerschap werd ze erdoor gekweld. Ze was bijna 23 weken zwanger. Met bonkende hoofdpijn en duizeligheid was ze opgenomen. Dat zijn tekenen van zwangerschapsvergiftiging. Keuzes bij zwangeren zijn altijd moeilijk: je hebt met twee 'partijen' te maken: de moeder en het kind. Het liefst red je ze allebei, maar als dat niet mogelijk is, gaat de moeder altijd voor. Het risico op een hersenbloeding of eclamptisch insult (epilepsie in de zwangerschap) was bij deze patient zo groot, dat we ervoor kozen de zwangerschap te termineren. Uiteraard wilde deze vrouw dat niet, ze wilde immers zo graag een kind! Maar toen ze twee dagen later, zonder kind maar ook zonder hoofdpijn, het ziekenhuis verliet, zei ze: 'Dankuwel dokter, ik voel me nu zo veel beter!' En het gevaar was geweken...

Bed 3 werd al enige tijd door het 15-jarige meisje bezet gehouden. Ze had last van een onregelmatige, heftige menstruatie en werd opgenomen met duizeligheid. Haar Hb-gehalte bleek 2.5 te zijn. In Zimbabwaanse vrouwen is de normaalwaarde 12-14. Zonder twijfel had ze bloed nodig, maar geld daarvoor was niet aanwezig. Je moet wat, dus we waren maar gestart met ijzertabletten. Daarbij stijgt het Hb gemiddeld 1 punt per week. Dat gaat natuurlijk veel te langzaam! Van zo'n langdurige bloedarmoede kan iemand hartfalen krijgen. En dat wil je zeker weten voorkomen, vooral in zo'n jong meisje. Gelukkig was het ons met hormoontabletten in ieder geval gelukt de bloeding te stoppen. Voor de zoveelste keer schreef ik in haar dossier: 'heeft bloedtransfusie nodig, wacht op geld'. Enkele dagen later kregen we verlossend bericht: het meisje kreeg twee zakken bloed gedoneerd vanuit het 'Poor People Fund'. Een dag na de bloedtransfusie verliet ze met een Hb van 11, en met anticonceptiepillen om de menstruatie te reguleren, het ziekenhuis.

Ze was nog maar 26 jaar en lag in bed 10. Ze had geen HIV, maar was toch ernstig ziek: hersenvliesontsteking. Onze therapie gaf geen verbetering, maar er was simpelweg niets anders wat we konden doen. Ze was diep in coma en reageerde op geen enkele pijnprikkel. Maandagmorgen was haar bed leeg. De hoop dat ze verhuisd was naar een andere kamer werd door de verpleegkundige teniet gedaan: ze was die zaterdag overleden. Ik zag haar moeder voor me, die elke dag trouw aan de rand van het bed van haar comateuze dochter zat. Wat zal zij een groot verlies lijden!

Het was altijd lachen, gieren, brullen met die gogo van bed 13. Ze lag er al bijna 60 dagen aan huidtractie, omdat ze een gebroken bovenbeen had. Ik hield de controle-rontgenfoto tegen het licht. Er was nog geen spoor van genezing te bekennen. Wat nu? We besloten het tegenovergestelde te proberen. Dus in plaats van trekken aan dat been, gingen we er nu druk op geven. De fysiotherapeut gaf onze 91-jarige dame een gips van heup tot enkel en startte met mobiliseren. Dat ging natuurlijk niet optimaal, maar in ieder geval kon onze gogo weer naar huis. Ik ben benieuwd hoe het over een paar weken met haar zal gaan. Helaas ben ik er dan niet meer om het resultaat te zien.

Bed 17 werd bezet gehouden door een 53-jarige patiente, die we ervan verdachten een darmobstructie te hebben op basis van een darmtumor. Dat betekent: geen orale intake meer. Zoiets als totale parenterale voeding (volledige voeding via het infuus) hebben ze hier niet, maar we hebben in ieder geval vocht via het infuus voorgeschreven. Tijdens onze ronde zagen we een uitgedroogde mevrouw. Aan de infuuspaal hing slechts 1 lege zak vocht van 0.5 liter. De vochtlijst gaf ons het bewijs dat deze mevrouw maar 1 liter vocht per 24 uur had gekregen. In haar conditie is dat fataal! Wat bleek: de familie had geen geld voor nog meer vocht. Dat neemt niet weg dat de verpleegkundigen hier tekort geschoten zijn. In acute situaties is de dokter gemachtigd om 'to pay later' op te schrijven. Als de verpleegkundigen de dokter maar geinformeerd hadden... Dan had ze tenminste haar noodzakelijke vocht gekregen! Diezelfde avond overleed ze. Onnodig, denk ik.

Bed 28 is het bed van een mooi moment. Niemand kon geloven dat de HIV-positieve vrouw, die met tuberculose werd opgenomen, het zou overleven. Maar dat deed ze wel! Ze was ergens achter in de dertig. Bij opname was ze verminderd aanspreekbaar, benauwd en opgezwollen. Er kwam twee liter bloederige urine uit haar blaas en tweemaal tapten we heldergeel vocht uit haar borstholte. Nu zat ze rechtop in bed, kon weer spreken en tolereerde voedsel. Dokter Marangwanda en ik keken elkaar aan: hier waren we dokters voor! Vandaag zouden we haar ontslaan, met tuberculose-medicatie weliswaar. Alle bijwerkingen ten spijt: die medicijnen hadden haar leven gered.

De vrouw in bed 33 lag te reutelen. Ze was de dag ervoor opgenomen met een hersenbloeding. Nog steeds was ze verminderd aanspreekbaar. Omdat ze niet zelfstandig kon eten en drinken, hadden we een maagsonde voorgeschreven. Meestal zeggen de verpleegkundigen op voorhand dat ze willen dat de dokter de sonde plaatst. Hier hadden ze de sonde echter zelf geplaatst. Maar die sonde zat overduidelijk in de verkeerde buis! Niet de maag werd gevoed, maar haar longen kregen al het voedsel te verwerken. Het reutelende geluid was het bewijs. Met een spuit hebben we geprobeerd zoveel mogelijk voedsel weer op te zuigen. Direct zijn we gestart met antibiotica voor een aspiratiepneumonie (een longontsteking door verslikking). Desondanks ontwikkelde ze de dag erop koorts. Toen ik afgelopen maandag nog even langs het ziekenhuis ging om gedag te zeggen, was haar bed leeg. Opnieuw bevestigden de verpleegkundigen waar ik al bang voor was.

In bed 40 lag een vrouw van nog geen 40 jaar met hartfalen. Vrouwen van die leeftijd horen dat nog helemaal niet te hebben! Maar in dit land is het percentage jonge mensen met hartfalen zoveel groter dan in Nederland, onder andere door langer bestaande niet-erkende bloedarmoede of door niet-erkende rheumatische koorts in de jeugd. Deze vrouw lag hevig benauwd in bed, maar na een paar dagen hoge doseringen lasix ('plaspillen') lag ze er een stuk beter bij. We konden haar in goede conditie ontslaan. Toen ik haar twee weken later op de polikliniek zag, was ze een dankbare patient. Ze voelde zich een stuk fitter, ik hoorde geen vocht meer bij haar longen en haar enkels waren slank. Een 'happy patient' en een 'happy doctor'!

We treat, but only God heals

NB Dit verhaal heb ik een paar dagen geleden al geschreven, maar er was helaas geen internet meer gedurende mijn laatste dagen in Zimbabwe. Ondertussen ben ik veilig thuis aangekomen, na een goede, maar lange reis. Binnenkort volgt nog een blog over mijn laatste dagen in Zimbabwe!

In Out-Patient Department, zeg maar de polikliniek, is het een komen en gaan van patienten. Elke maandag, woensdag en vrijdag was ik er, na mijn ronde op de afdeling, te vinden voor het zien van patienten. Die komen via het loket en de verpleegkundigen op het bankje bij de 'doctor's offices' terecht, met een 'doctor to see' in hun boekje geschreven. Dat boekje is hun medisch dossier, wat ze geacht worden altijd met zich mee te nemen. Ik roep de eerste patient binnen, vraag hoe ze die dag zijn opgestaan, zeg dat ze plaats mogen nemen en vraag om hun boekje. In dat boekje staat waar de patient voor komt. Elke patient is namelijk al gescreend door de verpleegkundigen. Zelfs het gewicht, de temperatuur en de bloeddruk zijn gemeten. Tot het moment dat de patient binnenkomt, weet ik echter niet waar 'ie voor komt. Een gedegen voorbereiding, zoals ik me nog kan herinneren van mijn polikliniek-weken tijdens mijn Nederlandse coschappen, is er dus niet bij. En daarnaast is er ook geen clustering van problemen. Een patient kan werkelijk waar met elke mogelijke klacht op het spreekuur komen. Bij deze een impressie van mijn belevenissen op de polikliniek!

De 'gogo' (oude vrouw) wordt, ondersteund door haar dochter, binnengebracht. Ze kan amper meer lopen, zo zeer doet haar rechterknie. Na een kort onderzoek stel ik de diagnose: artrose. Genezing is er niet, zeker niet voor deze gogo die maar net aan de 'consultation fee' kon betalen om gezien te worden door een dokter. Een nieuwe knie is iets onbereikbaars. Ik schrijf pijnstillers voor en geef haar een ontstekingsremmende injectie in de knie. Vervolgens bedankt ze me alsof ik haar zojuist toch een nieuwe knie gegeven heb. Zvakanaka, gogo, het is oke.

De wond op zijn been zit er al twee maanden en wil maar niet genezen. Zijn bloedsuiker blijkt steeds goed te zijn, dus ik ga op zoek naar een andere oorzaak van slechte wondgenezing. En ja, deze blakende man, van wie ik het echt niet had gedacht, blijkt HIV positief te zijn. Ik zeg hem dat het me spijt dat zijn dag nu zo anders is gelopen, aangezien hij voor een wond naar het ziekenhuis kwam en er als HIV-positieve man weer uitloopt, maar hij bedankt me. Je kunt het tenslotte maar beter weten. Nou, meneer, zo denkt niet iedereen erover.

Uitgemergeld zit hij voor mij. In gedachten schrijf ik bij 'on examination' al op dat hij 'severly wasted' is. Hij klaagt over een productieve hoest, pijn op de borst, nachtzweten, verminderde eetlust en afvallen. Hij is HIV positief en al jaren aan de anti-retrovirale therapie. Zijn laatste CD4 (maat voor immunocompressie of 'weerstand') is al van jaren terug. Als ik hem onderzoek heeft hij net boven zijn sleutelbeen een vergrote lymfeklier. Mijn impressie: pulmonale tuberculose, eventueel uitgelokt door het falen van de anti-retrovirale therapie. Ik stuur hem weg voor een longfoto, ter bevestiging. Er moet ook nog een CD4 volgen. Misschien dat ik hem nog een week als een longontsteking zal behandelen, om te zien of er iets verbetert, maar ik twijfel er eigenlijk niet aan dat deze man aan de zes maanden lange antibioticakuur voor tuberculose moet gaan beginnen. Met alle bijwerkingen van dien!

De volgende patient is een man die niet goed meer plassen kan. Hij klaagt over een opgezwollen buik, dikke voeten en urine-incontinentie. De verpleegkundige heeft in het boekje geschreven: ascites (vocht in de buikholte). Vraagstelling: hartfalen? Als ik de man onderzoek, blijkt hij geen ascites te hebben, maar een zeer grote, gevulde blaas. Dat zorgt voor een verminderde nierfunctie, waardoor hij weer vocht vasthoudt in zijn voeten. Nou, meneer, daar weten we wel een oplossing voor! Catheter erin... En deze oude man werd bevrijd van zo'n 2.5 liter urine!

Er blijven maar patienten komen: een ontregelde diabeet, een ondervoed kind, een vrouw met een maar voort durende menstruatie, een kind met een boon in zijn neus, een vrouw met een schouder uit de kom, een psychotische man, een vrouw die beweert 11 maanden zwanger te zijn, een puber met een abces van de hand, een verkrachte vrouw, een kind met brandwonden, een man met een bloedende hoofdwond na een gevecht, een kind dat met een scherp mes aan het spelen was en nu een vingertopje mist, een man met een bloeddruk van 210/130 mmHg, een kind met een slangenbeet, een vrouw met tekenen van zwangerschapsvergiftiging, een kind met het Stevens Johnson-syndroom (zeer heftige huidreactie) anderhalve week na het starten van anti-retrovirale therapie, een vijf dagen oude baby met neonatale sepsis, een HIV-positieve man met een ernstige vorm van hersenvliesontsteking, een vrouw met malaria, een kind met buiktyphus en een man met een gebroken been. De diversiteit is zo groot, dat het soms echt even schakelen is.

Tussendoor maak ik nog een echo van een vrouw die twaalf weken zwanger was, maar een miskraam kreeg. De miskraam lijkt compleet te zijn, dus ik stuur haar weer naar huis.

Aan het einde van de dag is het tijd voor echte 'hands-on' geneeskunde. In de 'dressing room' knutselen en draineren we wat af. We plaatsen een catheter, doen een incisie en drainage van een klein abces en dan is het tijd voor onze laatste patient. De HIV-positieve man van ergens in de dertig komt binnen met zijn opgezette ascites-buik. Twee weken geleden heb ik hepatitis B bij hem gediagnostiseerd. Met zijn ascites-buik, gele ogen en enorm vergrote lever was dat geen al te moeilijke diagnose. Des te ingrijpender voor de patient! Hij komt nu ongeveer twee keer per week langs voor een ontlastende drainage van het ascites-vocht. Ook vandaag steken we weer een naald in zijn buik, maar anders-dan-anders komt er nu bloederig vocht uit. Je zou het een teken van de eindtijd kunnen noemen. Voor deze patient dan... Een levertransplantatie is onbereikbaar voor hem. Met pijn in mijn hart zie ik hem weer vertrekken. Zou er nog een volgende drainage volgen? Dan valt mijn oog op de tekst die boven het bed in de 'dressing room' hangt. 'We treat, but only God heals.' In stilte bid ik tot de grote Heelmeester.

Dan word ik, samen met een van de andere dokters, weggeroepen voor een 'emergency': een toenemend benauwde 26-jarige man wordt binnengebracht. Zijn borstkas gaat gejaagd op en neer. Als we naar zijn hart luisteren, hoor ik een enorme ruis, helemaal tot in de linkeroksel. Bovendien heeft hij longoedeem. We besluiten hem met wat pillen te behandelen en sturen hem voor een hart-echo naar Harare. Twee dagen later is hij terug met de uitslag: hij heeft een infectie van zijn hartklep, waarschijnlijk ten gevolge van rheumatische koorts in het verleden. Precies waar we al bang voor waren. Zijn wereld stort in: hij is een actieve voetballer en net begonnen aan de politie-opleiding. Met zijn vorm van hartfalen kun je zo'n toekomst wel vergeten. In Harare konden ze hem helaas niet opnemen, omdat de dokters daar in staking waren. Direct nemen wij hem op voor hoge dosis intraveneuze antibiotica. Helaas overlijdt hij enkele dagen daarna. Een jaar ouder dan ik. Ik kan het nog steeds niet geloven.

Uitdagingen

Mijn tijd hier in Zimbabwe vliegt voorbij! Over een week zit ik alweer in het vliegtuig terug naar Nederland. Dat gegeven maakt me op dit moment eerder treurig dan blij, hoewel ik er uiteraard naar uitzie Sjoerd, familie en vrienden (jullie dus!) weer te ontmoeten. Het leven hier in Zimbabwe bevalt me echter zo goed; ik geniet volop van mijn werk in het ziekenhuis, mijn collega-dokters zijn mijn vrienden geworden, de temperatuur is aangenaam, het leven is ontspannen en ik ben eindelijk een klein, klein beetje trots op mijn Engels. Mijn leven hier is redelijk comfortabel, ik mis de Nederlandse luxe niet. Hoewel... afgelopen week hadden we vaker geen dan wel stroom. Dat maakt het verlangen naar Nederland wel weer iets groter! De koelkast was op kamertemperatuur en de vriezer begon massaal te ontdooien. De wekker ging zelfs niet meer af vorige week, omdat de batterij van mijn mobiel op was. Het heeft allemaal te maken met de Zimbabwaanse zomer; de tijd waarin de tropische plasregens naar beneden komen, die o zo nodig zijn om dit droge land van voldoende (drink)water te voorzien. En dat het tropische plasregens zijn, dat is te merken: de zandwegen op de missie veranderen zo nu en dan in heuse rivieren, zodat ik al slootje springend naar het ziekenhuis ga.

In het ziekenhuis zelf gaat alles zijn gangetje. Nog steeds zit ik op de vrouwenafdeling, waar ik ontzettend veel zie, leer en kan doen. De rondes op de afdeling doe ik eigenlijk altijd met een andere dokter samen, behalve op die bewuste vrijdag anderhalve week geleden. Toen lagen er niet zo'n vijftien tot twintig patienten, maar vijfenveertig! En dokter Marangwanda was juist die dag ervoor vertrokken om zijn bruidsschat te betalen... Dat betekende dat ik in mijn eentje vijfenveertig patienten moest zien. Daar was ik wel de hele ochtend mee bezig! Het was een uitdaging, vooral om bij elke patient gefocust te blijven en steeds weer een maximale inspanning te leveren. Dat verdienen patienten tenslotte, of ze daar nu alleen liggen of met veertig anderen! Het gevaar is groot om te kiezen voor de weg van de minste weerstand, maar dat is niet altijd de beste weg voor de patient. Met zoveel patienten ontkom je er niet aan om ook 's middags nog een kort rondje over de afdeling te maken, met name voor het beoordelen van bloeduitslagen en rontgenfoto's, het doen van allerhande puncties (lumbaal/pleuraal/abdominaal) en het plaatsen van infusen, maagsondes en catheters waar dat door de verpleegkundigen niet gelukt is.

Twee weken geleden was ik 'on call'. Nog zo'n uitdaging! Annemarie had eigenlijk dienst, maar we spraken af dat ik de zogenaamde' voorwacht' was en zij de 'achterwacht'. Maandag- en dinsdagavond bleef het rustig. Woensdagavond barstte de bom: het was zo druk, dat ik zonder onderbreking doorgewerkt heb tot elf uur 's avonds. Net na sluitingstijd van de polikliniek was ik nog longvocht aan het draineren, een hoofdwond aan het hechten en wat laatste dingen aan het regelen op de vrouwenafdeling, toen ik door de mannenafdeling werd geroepen voor een 'emergency'. Er was een bewusteloze, stuipende man binnengebracht. Volgens ABCD keek ik 'm na; dat is een manier waarop je als dokter een trauma-patient 'opvangt'. Al snel had ik mijn waarschijnlijkheidsdiagnose gesteld: een hersenbloeding. Ik belde met Annemarie om het beleid te overleggen, gaf opdrachten aan de verpleegkundigen en bleef de patient observeren. Toen hij enigszins stabiel, met dexamethason en diazepam, in bed lag, heb ik nog geprobeerd hem te intuberen. Iemand in coma heeft namelijk per definitie een bedreigde ademweg. Maar omdat deze patient zijn kaken zo op elkaar klemde, is dat niet gelukt. Hij kreeg het steeds moeilijker met ademhalen, maar we konden niets anders doen dan afwachten. Ondertussen kwam Annemarie naar het ziekenhuis, want er moest ook nog een keizersnede worden gedaan. Nadat we die samen gedaan hadden, vertrok ik naar huis. Ik had nog een stukje appeltaart van het weekend over, dus dat gold die avond als mijn diner. Daarna ben ik snel mijn bed in gedoken! De volgende morgen bleek dat de man met de hersenbloeding helaas was overleden.

Donderdag nam ik uit mijn werk de gok om naar het viewing point te lopen om daar nog even te genieten van de ondergaande zon. Precies toen ik op het topje was aangekomen, werd ik gebeld. Er was een groep patienten met voedselvergiftiging aangekomen bij het ziekenhuis. Ze hadden de dag ervoor allemaal dezelfde begrafenis bijgewoond. Helaas... ik weer terug naar het ziekenhuis! Toen ik daar aankwam, werd ik door de 'guard' aangehouden. Er waren mensen gekomen, die het lichaam van hun overleden familielid hadden meegenomen. Of ik de dood wilde vaststellen en de papieren wilde tekenen. Dat laatste mag ik echter niet, omdat ik geen geregristreerde dokter in dit land ben. Dus dat heeft Annemarie uiteindelijk gedaan, nadat ik de dood had vastgesteld. En dat ging nogal bijzonder. Ze zaten in de auto, dus ik droeg hen op naar het parkeerterrein te rijden. Ze deden de kofferbak open en daar lag hun overleden familielid. Met mijn lichtje en stethoscoop stelde ik vast dat de man inderdaad was overleden. De kofferbak ging weer dicht en de formulieren werden naar Annemarie gebracht. En ik ging weer over tot de orde van de avond: voedselvergiftiging. Het ziekenhuis bleef die avond volstromen met patienten waar alles er van onder en van boven weer even hard uit kwam lopen. Bijna vijfentwintig patienten heb ik toen opgenomen op de mannen- en vrouwenafdeling! Het was vooral een hele organisatie, ook voor de verpleegkundigen. Er waren onvoldoende bedden, zodat een groot deel van de patienten een plekje op de grond kreeg toegewezen. Met grote stappen liep ik erdoorheen, bij iedereen even in de arm of buik knijpend om te kijken hoe uitgedroogd ze waren. De meesten gingen aan de ORS, maar bij sommigen was het noodzakelijk een infuus aan te hangen. De meeste patienten konden gelukkig de volgende morgen worden ontslagen. Mijn dienst viel verder wel mee. Zaterdagochtend ben ik even langs alle afdelingen geweest voor de probleemgevallen en zondagavond ben ik nog voor twee spoedgevallen naar het ziekenhuis geweest. Het heeft me die week veel energie gekost, maar ik heb me wel op en top dokter gevoeld. Het was een goede uitdaging!

Wat trouwens ook een uitdaging was... een week lang in het guesthouse verblijven met vijf andere mannen! De hele woonkamer werd in beslag genomen door al hun papieren, want ze waren hier om hun examens bij de Reformed Church University te maken. De vaat werd nauwelijks gedaan, het eten brandde standaard aan en ze waren zeer luiddruchtig op onchristelijk vroege tijdstippen. Ik was opgelucht toen ze weg waren, zo opgelucht dat het me bijna niet meer kon schelen dat ze nog een vaat waar je u tegen zegt hadden laten staan. Nadat ik die had weggewerkt, voelde ik me weer thuis in mijn eigen huis. Ik vind het helemaal niet erg om hier met andere mensen te zijn, maar dit was echt een invasie. En blijkbaar houd ik gewoon van een schoon en opgeruimd huis! Nu geniet ik weer van rustige avondjes op de bank, in plaats van op die harde stoel in mijn slaapkamer.

Het is alweer drie weken geleden dat dokter Marangwanda me op een middag meenam naar zijn 'musha'; zijn geboortegrond, de plek waar hij is opgegroeid. Dat is in de 'rurals', het platteland. Hij wilde me graag iets meer van Zimbabwe laten zien, en vooral ook de manier waarop het grootste deel van onze patienten leeft. En dat is hoe hij vroeger zelf ook leefde: in een hut, zonder water en elektriciteit. Het was een onvergetelijke reis. Hij zei dat het 'in de buurt' was, maar dat bleek toch nog 120 kilometer verderop te zijn. Onderweg stopten we bij zijn vroegere middelbare school, waar we in het kantoor van de directeur werden uitgenodigd voor cola en een gesprekje. Daarna gaf dokter Marangwanda me een rondleiding, wat heel interessant was omdat de school op dat moment gewoon 'open' was en omdat hij bij elk lokaal wel een anekdote wist te vertellen. Daarna reden we zo'n vijf kilometer verder naar de hutjes van zijn familie. Ook daar kreeg ik een rondleiding, dwars door de velden met bananenbomen, mangobomen, suikerbieten, mais en koeien heen. We besloten de dag met een traditionele maaltijd (sadza met kip) bij zijn moeder thuis, waarna ik mocht terugrijden naar Morgenster. En dat vroeg, in het donker zonder lantaarnpalen en bovendien aan de linkerkant van de weg, mijn opperste concentratie.

Mijn laatste week in het ziekenhuis is aangebroken. Wat zal ik er nog van genieten deze week! Aanstaande vrijdagavond geef ik een Dutch dinner voor alle dokters en hun partners. Dat wordt vast heel gezellig! En zaterdag hebben we nog een kerstfeest met alle mensen van het operatieteam. Ik ben benieuwd hoe dat eruit gaat zien. Daarna moet ik afscheid nemen, zal ik nog eenmaal een kerkdienst hier meemaken en maandag of dinsdag naar Harare gaan. Met kerst hoop ik dan weer thuis te zijn. Dat is toch ook wel weer iets om naar uit te zien!

Verloskamerverhalen

Verdriet

De babykleertjes lagen netjes klaar in de hoek van de verloskamer. Ze zouden nooit gedragen worden. Ik keek er weemoedig naar. We hadden net met het echoapparaat vastgesteld dat het hartje van de baby niet meer klopte. Daar twijfelden we al over, daarom hadden we dat echoapparaat er ook bijgepakt. Geen CTG hier in Afrika, die de hartslag van de baby netjes op een beeldscherm weergeeft. Annemarie vroeg de echtgenoot binnen in de verloskamer. Normaal gesproken is de verloskamer verboden terrein voor mannen. Bezwaard bracht Annemarie het nieuws: hun kindje was in de buik, net voor de bevalling, overleden. Waarschijnlijk waren de weeen teveel geweest. Nu stond de moeder voor een zware taak: haar overleden kindje ter wereld brengen. De aangeslagen vader werd weer weggestuurd. De moeder deed haar best, maar het kindje werkte natuurlijk niet meer mee. Per vacuumextractie werd een blauw jongetje geboren. Het ging met grof geweld. Annemarie zei nog: 'Bij een levende baby zou ik het anders doen, hoor.' Maar hier konden we toch niets meer verkeerd doen. De navelstreng van het jongetje zat om zijn nekje. Dat gegeven, in combinatie met een langdurige bevalling en heftige weeen, was hem waarschijnlijk fataal geworden. Met een CTG waren we dat misschien wel eerder op het spoor gekomen en hadden we met spoed een keizersnede gedaan. Nu was het te laat, maar ik kon het niet geloven. Ik bleef maar naar dat kindje staren, alsof ik het daarmee kon laten ademen. Maar het borstje bleef stil en ging niet op en neer. Er kwam geen geluid. De vader werd weer binnengeroepen. De liefde tussen die vader en die moeder ontroerde me. Hij ondersteunde haar en aaide troostend over haar armen. Ondertussen werd het jongetje door de student-verpleegkundige als een mummie 'ingepakt'. Ik dacht nog: 'Niet z'n gezichtje bedekken! Dan krijgt hij geen lucht.' Maar dat was natuurlijk een belachelijke gedachte. Het witte pakketje werd zelfs gestrikt met een touw eromheen. Aan het touw werd een kaartje gehangen met de gegevens van het kind. De ouders hadden het kind niet eens beet mogen houden! Ik begreep later dat dat hier heel normaal is. Op die manier zorgen ze ervoor dat de ouders geen band met het kindje opbouwen. In een cultuur waar de kindersterfte zoveel hoger is, is dat niet zo'n gekke gedachte. En toch vond ik het schokkend! Voor verdriet was geen ruimte.

Verlies

De eerste dagen van zijn leven bracht hij door in de verloskamer. Zo nu en dan werd hij door de verpleegkundigen gevoed. Aangezien dat niet hun (hoofd)taak was, werd het ook wel eens vergeten. Gedehydreerd werd hij opgenomen op de kinderafdeling. Het kleine weesje; hij was nog naamloos. Kort na de bevalling van dit jongetje raakte zijn moeder in een reanimatietoestand. Mond-op-mondbeademing en borstcompressies mochten niet baten. Ze overleed en liet het net geboren jongetje als weesje achter. Waarschijnlijk een vruchtwaterembolie, bleek later uit onderzoek. Want ja, naar iedere overleden zwangere of net bevallen vrouw wordt hier onderzoek gedaan! Een dodelijke complicatie, zo'n vruchtwaterembolie. Het had iedereen kunnen overkomen, ook iemand in Nederland. Deze HIV-positieve moeder was niet meer 'at risk' dan wie dan ook. Gelukkig is het zeldzaam. Maar dat maakt het verlies voor dit kind niet kleiner. Dit jongetje zal opgroeien zonder moeder. Hij zal nooit weten wie ze was, hoe ze eruit zag en hoe lief ze hem had. Met een loodzwaar gevoel in mijn hart hield ik hem in mijn armen, dicht bij mijn hart. Alsof ik iets van mijn liefde aan hem kon schenken. Hij zag er zo volmaakt uit! En toch was hij dat niet, want een kindje zonder moeder is niet volmaakt. Elke dag kwam ik hem even opzoeken, even tegen me aanhouden. Tot hij op 'mijn' kinderafdeling kwam, waar we hem op vaste tijden voldoende voedsel gaven. Hij kwam weer boven zijn geboortegewicht, zag er een stuk minder gerimpeld uit en verliet na enkele dagen het ziekenhuis in de armen van zijn tante. En dat was voor mij een verlies!

Vreugde

Ze was al een tijdje aan het persen, maar niemand lette er eigenlijk op. Ik was na de operaties van die dag met een van de dokters naar de verloskamer gelopen om te kijken of we nog ergens bij konden assisteren. Er waren geen 'doktersaangelegenheden', dus we waren zomaar wat aan het praten met de verloskundige. Ik wiegde ondertussen het weesje in mijn armen. Opeens schreeuwde die vrouw het uit. En ja hoor, daar kwam het hoofdje al. In alle haast trokken de verloskundige en de dokter handschoenen aan en renden naar de vrouw toe. Ik kon zo snel niet helpen; ik had een kind in mijn armen. Soepeltjes werd een levende baby geboren. En moeder en kind maakten het wel! Wat is dat een wonder. Dat besef je weer extra als je ook andere verloskamerverhalen kent. Dat ze zo plotseling beviel, is hier niet raar. De intensieve begeleiding tijdens de laatste fase van de bevalling, zoals we dat in Nederland gewend zijn, kennen ze niet. Pas als er babyhaartjes gezien worden, komt de verloskundige echt in actie. Moeder en kind verlieten gezamenlijk de verloskamer. De vreugde van dat 'gezamenlijk' was niet alleen op het gezicht van moeder te zien. Als er een spiegel was geweest, had ik mezelf zien stralen. Stralen van vreugde.

Herfst in Zimbabwe

Zaterdag kostte de busrit naar Masvingo me maar 1 dollar, in plaats van 1.50 dollar. Dat is nog eens een meevaller! Helemaal omdat ik er nog een extra rondrit bij kreeg. Halverwege de route waarschuwde iemand langs de kant van de weg voor de politie, die ons verderop stond op te wachten. Onze buschauffeur bedacht zich geen twee keer en nam direct een afslag. Politie = corruptie in Zimbabwe, dus zelfs als je je aan de regels houdt, weten die smeerlappen nog wel wat geld van je af te troggelen. We verlieten de asfaltweg en trotseerden met ons afgeladen busje een zandweg vol kuilen en stenen, dwars door de 'rurals'. Mensen kwamen uit hun hutjes; op die weg langs hun hut kwam niet elke dag een bus vol mensen langs! Halverwege stuitten we op een de weg blokkerende boomstam. Vanuit de bosjes kwam een man aangelopen. Nadat we 50 cent betaald hadden, werd de boomstam keurig weggesleept en konden we doorrijden. Door elkaar geschud kwamen we na een hele poos weer op de asfaltweg uit, alleen net een stukje voorbij de politie. Of de extra benzine opwoog tegen de boete van de politie, dat blijft een vraag. De vertraging van een halfuur werd een feit. En opnieuw niemand die daar raar van opkeek of gestrest van raakte... ik ook niet meer.

Waar ik wel gek van stond te kijken, was van de ambulance die afgelopen vrijdag werd voorgereden om mij thuis te brengen uit het ziekenhuis. Ik had die morgen ontzettende buikpijn, wat het gevolg was van een zeker vrouwelijk ongemak. Tijdens mijn ronde op de vrouwenafdeling (ja, want daar ben ik nu tot gepromoveerd!) werd de pijn zo heftig, dat ik op een van de lege bedden ben gaan zitten om te voorkomen dat ik flauw zou vallen. We waren bezig met de laatste patient en mijn collega's stonden erop dat ik naar huis zou gaan. Ik voelde me echter zo wankel, dat ik in de kamer van de verpleegkundigen ben gaan zitten. Ik had al twee tabletten paracetamol genomen die ochtend. Ibuprofen lag thuis. Mijn collega's stonden erop dat ik extra pijnstilling zou krijgen via een injectie. 'Geef dan maar diclofenac,' zei ik. De verpleegkundige ging naar de apotheek en de dokter ging een auto regelen om mij thuis te brengen. Na de injectie kwam de ambulance voorgereden. Ik dacht: 'Oh, zou er een spoedgeval binnenkomen?' De dokter kwam eraan en drong erop aan dat ik in zou stappen om thuisgebracht te worden. Dat was natuurlijk iets te gek! Maar ja, nu kon ik het niet meer weigeren. Dus ik in die ambulance (wel voorin hoor!) en heel erg luxe thuisgebracht. Daar mijn bed in gedoken en me steeds beter gaan voelen. Ik was alleen zo traag en wankel! Zou dat echt van die diclofenac komen? De verpleegkundige had me nog een extra ampul met spuit mee naar huis gegeven (voor het geval dat). Toch maar even kijken. Oeps... had ik geen diclofenac, maar tramadol (morfine-achtige pijnstiller) gekregen! Vandaar dat ik me zo aangeschoten voelde. Voortaan maar beter opletten wat er in mijn lijf gespoten wordt! Als er ooit nog wat in mijn lijf gespoten wordt.

Over spuiten gesproken... Dat gaat allemaal zijn gangetje in het ziekenhuis. In een knie, in een spier of in een bloedvat. Als er maar een naald aan zit! Afgelopen week ben ik dus van de kinderafdeling naar de vrouwenafdeling 'verhuisd'. Dat betekent: meer patienten, meer variatie, meer uitdaging. Een goede promotie dus! Vorige week vrijdag had ik de kinderafdeling, op een patient na, helemaal 'leeggewerkt'. Dat is een goed moment om als dokter zelf ook maar te vertrekken. Mijn Shona-kennis breidt zich ondertussen langzaamaan uit. Mijn collega's zijn daar blij over en ik maak een goede beurt bij mijn patienten door ze te verwelkomen in het Shona: pindai (kom binnen); garai pasi (neem plaats); mangwanani (goedemorgen); mamukasei (hoe bent u opgestaan). Aan het einde van het consult bedanken ze me vriendelijk: maitabasa (hartelijk dank). En ik zeg ten afscheid: zvakanaka (het is oke). Of als ze een vervolgafspraak krijgen: tichaonana (tot ziens). En dan begint het riedeltje opnieuw.

Het leed van patienten grijpt me aan. Hoe meer patienten ik zie, hoe meer ellende ik zie, vooral bij jonge mensen. Na verloop van tijd ontdek je dat bepaalde ziektes of problemen niet zomaar een keertje gebeuren, maar het leven van honderden en duizenden mensen hier bepalen. Tel daarbij op dat de zorg hier niet topklinisch is (dat wil zeggen: voorzien van alle gemakken en vooraanstaand in diagnostiek en behandeling) en dat patienten bovendien niet genoeg geld hebben voor diagnostiek en behandeling (al helemaal niet voor topklinische zorg). Dan leer je wat het is om medelijden te hebben. Dan voel je je dankbaar voor je eigen gezondheid en voor de goede gezondheidszorg in Nederland. Dan besef je nog beter bij Wie je ze moet brengen, al die patienten. In het gebed, bij onze medelijdende Hogepriester.

Over al die patienten zal ik, zoals beloofd, wat verhalen schrijven. Die verhalen geven een beeld van mijn dagelijkse bezigheden, van de problemen die hier spelen, van de situaties waarin patienten hier zich bevinden en van de uitdagingen waar de gezondheidszorg hier voor staat. De verhalen rangschik ik een beetje op thema of afdeling. Eerst maar wat verloskamerverhalen!

PS Het was hier vorige week steenkoud. Dat kan dus ook in Afrika! Regen, hagel, onweer en een temperatuur die niet boven de tien tot vijftien graden uitkwam. Dik aangekleed ging ik naar het ziekenhuis, waar alle ramen gewoon wagenwijd open bleven staan. Je wilt tenslotte niet met tuberculose besmet worden! 's Avonds kroop ik met een plaid en warme sokken op de bank (het koelt hier in huis goed af als het buiten maar tien graden is en je geen verwarming hebt) en genoot ik van warme chocolademelk met speculaas. Dank aan diegenen die dat hebben meegegeven! Het heeft een goede bestemming gekregen in het herfstachtige Zimbabwe, waar het nu overigens weer 30+ graden is, hoor.

Nog een uur!

Met z'n drieen zaten we daar. En maar wachten en maar wachten. Anderen durfden het al aan om naar buiten te gaan, een rondje te lopen, op een van de bielzen te gaan zitten. Wij nog niet. De trein kon immers ieder moment weer vertrekken! Tot we van een man, die in een coupe iets verderop sliep, hoorde dat er een probleem was met onze locomotief. De treinmanager, die even later voorbij liep, bevestigde dat en zei dat het wachten was op een nieuwe locomotief vanuit Bulawayo, de stad waar naartoe we op weg waren. Het kon zeker nog een uur duren. Voorzichtig zetten we ook maar een stap buiten de trein. Na een uur kon het nog steeds een uur duren! We zaten in de middle of nowhere, onze mobieltjes hadden geen bereik en de dichtsbijzijnde weg waar we een bus konden nemen was 30 kilometer lopen door de bushbush. Dus nog maar even wachten. Na een uur nog steeds niets te bekennen van een nieuwe locomotief. 'Nog een uur!' Ondertussen begonnen we dorstig te worden. We zouden om zes uur 's ochtends aankomen en hadden voor die ochtend nog een halve liter water voor ons drieen. Het was nu al elf uur 's ochtends. Wonder boven wonder waren we precies naast een treinwagon gestopt, waarop stond: 'water only'. We zagen andere mensen water tappen. Eerst durfden we dat niet; je weet nooit hoe lang dat water daar al staat in die treinwagon. Maar uiteindelijk wint de dorst het van het risico op diarree. Ik nam een slok. En ik bleef gezond. En ik voelde me zoveel beter! Na een uur kwam er in de verte iets aan. Yes! Eindelijk konden we weer gaan rijden. Maar helaas, het was een tegenliggende trein met Zuid-Afrikaanse toeristen op weg naar Zambia. Langzaam passeerden de twee treinen elkaar. 'Water, water!' riepen de mensen uit onze trein. En er werden inderdaad een paar flesjes overhandigd. Omdat wij de enige blanken in onze trein waren, kregen we ook een flesje. Weer een uur later kwam er eindelijk een locomotief aan. Ondertussen had Menno voor de zoveelste keer gewonnen met Boonanza. En nog een uur later, rond een uur of twee, vertrokken we eindelijk richting Bulawayo! Zo, wat voelt het heerlijk om dan onderweg te zijn. Nog steeds bleef iedereen zeggen dat het nog een uur zou duren, maar daar geloofden we niet langer in. We zouden het wel zien... Uiteindelijk kwamen we niet 's ochtends maar 's avonds om zes uur aan. En iedereen in de trein scheen een vertraging van twaalf uur heel normaal te vinden...

We hebben het geweten dat we, in plaats van een auto te huren, kozen voor een nachtelijke treinreis door Zimbabwe! Op die manier zijn we echt ondergedompeld in de cultuur van dit land. Het heeft wat geduld van ons gevraagd, maar achteraf hadden we het niet willen missen! Al is het omdat we heerlijk uit de trein konden hangen, onze eigen coupe hadden waar we in een driepersoonsstapelbed sliepen voor een hele kleine prijs, twee keer een nacht accommodatie bespaard hebben, veel van het land hebben gezien en zelfs olifanten konden spotten vanuit onze coupe. Een hele ervaring dus!

Sjoerd, Menno en ik hebben twee geweldige, onvergetelijke weken gehad. De eerste week verbleven we met z'n drieen in het guesthouse op Morgenster, waar op dat moment gelukkig geen andere gasten waren. We hadden het rijk voor ons alleen! We hebben genoten van rust, lekker eten en gezelligheid met elkaar. Ik heb Sjoerd en Menno een rondleiding gegeven door het ziekenhuis, we zijn naar Masvingo geweest, we hebben de zonsondergang op het viewing point bekeken, Sjoerd en Menno hebben getennist met Mark, we zijn wandelend via een prachtige route naar Great Zimbabwe gegaan (overblijfselen van de oudste sub-Sahara stad), we zijn meegeweest op outreach naar een kliniek 70 kilometer verderop om HIV-medicijnen uit te delen en enkele patienten te 'zien', we hebben een dag een auto gehuurd en zijn daarmee in de buurt op safari geweest en hebben een prachtige panorama-route gereden en we hebben gezellig gekookt en gegeten met Mark en Annemarie (zelfs koeientong!). Een bijzondere week, juist omdat het niet zo toeristisch was en Sjoerd en Menno, door mijn verblijf hier, in de gelegenheid waren dieper in de cultuur te duiken.

Onze tweede week was een stuk toeristischer! Op maandagochtend vroeg vertrokken we naar Masvingo. Daar namen we een bus naar Bulawayo, een stad 300 kilometer verderop. De reis was traag en warm. Om half vier 's middags kwamen we aan in Bulawayo en kochten we tickets voor de trein. Snel nog even een hapje eten en zorgen dat we rond een uur of zes op het station zouden zijn. Een mensenmassa stond daar al te wachten voor de trein van half acht, die naar Victoria Falls zou gaan. Die trein gaat maar een keer per dag. Gewoonlijk komt 'ie om ongeveer acht uur de volgende ochtend aan. Wij hadden een redelijk ongestoorde treinreis en kwamen om tien uur aan. We hebben toen snel onze bagage gedumpt bij onze lodge (aan de Zambezi rivier) en zijn naar de watervallen gegaan. Schitterend! Alles duizelt als je kijkt naar die miljoenen liters water die elke minuut naar beneden vallen, dag in dag uit. We hebben er echt van genoten! Daarna hebben we in het Victoria Falls Hotel (een van de beste hotels ter wereld) wat gedronken op het terras. 's Avonds lekker gegeten en een kampvuurtje gemaakt bij onze lodge aan de Zambezi rivier, waar in de achtertuin ook nog een krokodil bleek te zitten...

Woensdag werden we al vroeg opgehaald om te gaan raften op de Zambezi rivier. Net onder de watervallen begon onze tocht, die 19 'rapids' bevatte. Wat een avontuur! De boot sloeg twee keer om en wat voel je je dan klein als je daar in dat wilde water ligt te dobberen (en dat klinkt nog veel te liefjes). Gelukkig was het niet gevaarlijk, want de Zambezi is een diepe rivier, waarbij de kans om een rots te raken erg klein is. Veilig en voldaan kwamen we aan bij het eindpunt. En toen stond ons de grootste uitdaging te wachten: 200 meter steil omhoogklimmen in de brandende zon op het heetst van de dag! Boven wachtte ons een heerlijke lunch, waarna we weer terugreden naar het stadje Victoria Falls. Vanaf daar zijn we met een taxi naar Hwange National Park gebracht, zo'n 200 kilometer richting het zuidoosten, waar we ook weer in een lodge verbleven. De volgende dag hebben we een ochtend- en namiddagsafari gedaan. We hebben genoten van Gods prachtige schepping! Tussendoor was het heerlijk relaxen, boekje lezen, spelletje spelen en goede gesprekken voeren. Vrijdag hebben we uitgeslapen en startte onze safari om half twee. En wat was dat een spektakel, die safari! Een cheetah naast de auto, kuddes olifanten die kwamen om te drinken en zich te wassen in het water, olifanten die de nijlpaarden uit het water probeerden te drijven en een schitterende zonsondergang... Het spannende van een safari is dat er geen garanties zijn, zoals in een dierentuin. Maar wij hebben het die vrijdag wel bijzonder goed getroffen!

's Avonds werden we gebracht naar het dichtsbijzijnde station. Het zou niet veilig zijn om te lopen, want je loopt dwars door het nationale park heen. Bovendien was het zo'n 20 kilometer verderop. Om negen uur arriveerden we op het station, waar om 1.10 uur de trein naar Bulawayo zou vertrekken. Kaartjes kopen ging zonder problemen bij de office die om half een openging. Om 1.10 was er echter nog geen trein. Om 2.10 uur ook niet. En 3.10 uur ook niet! Om half vier 's nachts kwam onze trein aan; wat waren we blij! Totdat we de volgende morgen om acht uur wakker werden en ontdekten dat de trein stilstond. Toen begon het avontuur van twaalf uur vertraging!

Maandag 3 november was ik jarig. Het is nog nooit zo warm en ik ben nog nooit zo bruin geweest op mijn verjaardag! Sjoerd en Menno hadden kaartjes en cadeautjes meegenomen uit Nederland, die ze 's ochtends bij het ontbijt hebben gegeven. Wat was dat leuk! Helaas moesten ze gelijk na het ontbijt vertrekken, want ze konden met Mark en Annemarie meereizen naar Harare. Bovendien moest ik weer gewoon aan het werk. Het afscheid was moeilijk en ik heb wel een traantje weg moeten pinken. Wat zal ik hun gezelschap (en Sjoerds glimlach en nabijheid) missen! De rest van mijn verjaardag was vreemd: ik had een superdrukke dag in het ziekenhuis (wat gelukkig wel veel afleiding gaf!) en 's avonds moest ik oppassen op de kinderen van Mark en Annemarie (die voor vier dagen naar Harare waren vertrokken voor een galblaasoperatie van Annemarie). De dagen die volgden waren leeg en vreemd, maar het was heerlijk om op die jongetjes van 2 en 4 jaar oud te passen!

Vanaf afgelopen vrijdag ben ik weer gewoon in het guesthouse. En alles went weer! Het werk is nog steeds genieten, hoewel de situatie van de patienten me steeds meer lijkt aan te grijpen. Het is zo onvoorstelbaar en tegelijk zo verschrikkelijk aangrijpend als iemand geen onderzoeken of behandelingen kan betalen. Het lijkt allemaal steeds meer tot me door te dringen, wat er tevens voor zorgt dat je met meer passie je werk doet. Zoals beloofd zal ik snel een keer schrijven over de situaties en problemen van patienten. Ik ben hier nog maar zes weken... de tijd gaat zo snel! Biddend en vertrouwend ga ik door met mijn werk, nieuwsgierig naar wat nog komen gaat en dankbaar voor wat achter ligt.

How are you, doc?

Na nog zo'n tien dagen op Morgenster moet ik eerst iets rechtzetten: het lopen naar het ziekenhuis kost met Zimbabwanen niet tien, maar vijftien minuten. Het lijkt wel steeds langzamer te gaan! En dat lijkt niet alleen zo, dat is ook zo.

Mooi, dan heb ik dat rechtgezet en gelijk een kleine frustratie gedeeld ;) Tijd voor de rest van het verhaal!

Na ruim drie weken begin ik hier wel in te burgeren. En ik geniet volop! Anne en Martine zijn twee zaterdagen geleden vertrokken naar Nederland en die studenten uit Harare zijn afgelopen woensdag vertrokken. Daarna was ik alleen in het guesthouse; wel even wennen! Tijd om heerlijk te lezen en te skypen... Met die studenten uit Harare heb ik, zeker aan het einde, veel lol gehad. Het is zo waardevol om met leeftijdsgenoten (en ook nog eens vrouwen) culturele verschillen te delen, daarom te lachen en ook elkaar daarin te waarderen. Ze hebben me ook veel geleerd en geholpen in het ziekenhuis, met hun bizarre medische kennis en uiteraard hun vermogen met de mensen te communiceren. Hoewel... ondertussen breidt mijn Shona-kennis zich uit! De verpleegkundigen leren me elke dag een nieuw woord. Maar helaas, dat is natuurlijk niet genoeg om de patienten hier te kunnen verstaan. Nu die studenten weg zijn, helpt een student-verpleegkundige me vaak om te vertalen. Op die manier kan ik prima zelfstandig patienten zien op de OPD!

In Zimbabwe duurt een geneeskundestudie vijf jaar, wat grotendeels uit theorie bestaat. Na je afstuderen moet je verplicht nog twee jaar coschappen lopen, maar dan word je al wel als dokter gezien. Dat is dus anders dan in Nederland, waarbij je coschappen onderdeel zijn van je studie en je dus pas dokter genoemd mag worden na het afronden van je coschappen. Dat is precies de reden dat iedereen mij hier dokter Brobbel (en omdat dat een beetje te moeilijk is: dokter Carol) noemt. 'How are you, doc?' is een vraag die voor mij bedoeld is, in ieder geval als er geen andere dokters om me heen staan. Maar alles went en bovendien versterkt het mijn zelfvertrouwen. Het is tenslotte mijn laatste coschap, dus ik moet nu wel zo goed als klaar zijn om zelfstandig als dokter te werken. En dat gaat hier uitstekend, want je krijgt er alle ruimte voor! Zelfstandig patienten zien op de OPD, zelfstandig operaties uitvoeren (de teller staat op drie: een vetbult verwijderen, een diabetische voetwond schoonmaken en een buikwond hechten), zelfstandig kleine verrichtingen doen (zoals incisie en drainage van een abces), zelfstandig een bevalling begeleiden en zelfstandig mijn ronde doen op de kinderafdeling. Uiteraard kan ik altijd overleggen met een dokter als ik me ergens onzeker over voel. En dat hoort ook bij professioneel gedrag: je grenzen kennen.

Elke zaterdag ben ik 'verplicht' naar Masvingo te gaan om boodschappen te doen voor de hele week. Daar heb ik doordeweeks geen tijd voor. Het wordt hier 's avonds al vroeg donker en dan wil je niet meer met het openbaar vervoer naar de stad. Verder is zaterdag een wasdag. Alles moet hier met de hand worden gewassen, dus dat is nog best een klusje. De luchtvochtigheid is hier laag, dus je was is gelukkig wel zo droog! Verder maak ik mijn eigen yoghurt en bak ik taarten. Het is heerlijk om hier ook een beetje te kokkerellen! Het is hier rond Morgenster zo prachtig, dat je er ook altijd makkelijk even tussenuit kan voor een wandeling. In de weekenden breng ik meer tijd door met Mark, Annemarie en hun kinderen. Dat is erg gezellig! We nodigen elkaar uit voor het eten, kletsen wat of kijken een film. En als Annemarie dienst heeft, dan deel ik daar ook een beetje in. Op een zaterdagmorgen werd ik om half 7 uit bed gebeld: of ik zin had in een keizersnede. Ja, natuurlijk! Dus snel aankleden, naar het ziekenhuis en opereren! En dat op de vroege zaterdagmorgen...

Elke zondag ga ik hier naar de kerk, de Reformed Church in Zimbabwe. De kerk is op nog geen vijf minuten loopafstand. De dienst is een mooie mix tussen Afrikaanse uitbundigheid en gereformeerde gereserveerdheid. De vorm van de kerkdienst lijkt aardig op die in Nederland. De kerkdienst is helaas in het Shona, maar eigenlijk is er altijd wel iemand die een Engelse samenvatting voor me schrijft. Het geloof is voor Zimbabwanen heel belangrijk; het overgrote deel van de Zimbabwanen is ook christelijk. Er zijn hier, net als in Nederland, veel verschillende kerken. Het is hier best belangrijk van welke kerk je bent! Het leven van een christen is hier wel anders dan in Nederland. In sommige dingen zou je ze 'strenger' kunnen noemen (geen alcohol bijvoorbeeld), in andere dingen juist 'losser' (het calvinistische arbeidsethos vind je hier niet). Het is heel mooi om het geloof hier te delen met de mensen; ze praten er ook heel gemakkelijk over. Dat geeft een diepe verbondenheid, ook al ken je elkaar zo lang nog niet.

Drie dagen terug zijn Sjoerd en Menno gearriveerd! Na een (voor hen) lange trein-, vlieg- en busreis hebben Annemarie en ik ze opgehaald in Masvingo. Heerlijk om ze te ontmoeten hier in Zimbabwe! We gaan nu twee echte vakantieweken tegemoet, waarin ik ook niet hoef te werken. De concrete plannen moeten nog gemaakt worden, maar deze eerste week blijven we een beetje rond Morgenster hangen: iets zien van het ziekenhuis, de omgeving, het beroemde Great Zimbabwe (op zo'n tien kilometer afstand), misschien Lake Kyle (neushoornen op een uurtje rijden!), hopelijk mee op outreach naar een kliniek in de 'rurals' en een keertje naar (de markt in) Masvingo. Volgende week gaan we 'weg': van maandag tot zaterdag naar de Victoria Watervallen en Hwange National Park (safari). Sjoerd en Menno blijven daarna nog het weekend en vertrekken op 3 november (mijn verjaardag!) weer. Tot over een paar weken dus! Dan zal ik ook iets meer ingaan op de levensomstandigheden van personeel en patienten hier, want dat is er nu nog niet echt van gekomen.